De Waalborg te Roderwolde

De Waalborg te Roderwolde

Bron: Supplement van De Gratama-Stichting, een geschiedenis van driekwart eeuw 1925-2000 Seerp Gratama

Geschiedenis

De rijke geschiedenis van De Waalborg staat beschreven in het boek ‘Huizen van stand – geschiedenis van de Drentse havezathen en andere herenhuizen en hun bewoners’ onder redactie van J. Bos, F.J. Hulst en P. Brood (1989). Ook J.W.G. Okken wijdt er aandacht aan in het tijdschrift van de historische vereniging Roon (jaargang 20 nr. 4, april 1999).

Voor het eerst duikt het huis op in de archieven van 1646. Het staat te boek als een behuizing ter waarde van 325 Carolosgulden; de bijbehorende appel- en kruidenhof, een gracht en een singel hebben een waarde van 50 Carolosgulden. De bijbehorende landerijen (106 grazen, 20 mudden, 3 schat en 3 spint) worden gewaardeerd op 12.490 Carolusgulden.

Lucas Allershof is dan de eigenaar. Hij is waarschijnlijk afkomstig uit een Gronings geslacht dat omstreeks 1600 zowel in de stad Groningen als in Roderwolde bezittingen had. De volgende eigenaar was zijn zoon Gerrit, ‘solliciteur’ bij de compagnie van Georg Frederik van Nassau. Een solliciteur in dienst van compagnie was een financier die tegen rente voorschotten gaf op toekomstige te ontvangen soldij of ten behoeve van bepaalde grote uitgaven. Door ruil kwam De Waalborg in 1676 in het bezit van Abraham Frijlinck uit Groningen. Zijn kleinzoon, eerste klerk ter secretarie van Gedeputeerde staten van de Provincie Groningen, verkocht het bezit voor 5000 Carolusgulden aan de Friese landmeter Pieter Lolkes Rieukema.

De naam ‘Waalborg’ komt voor het eerst in 1768 voor. Toen procedeerde Rieukemas’s zoon Rinse Pieters voor de Etstoel tegen een zekere Oeble Pieters om de achterstallige huur van de ‘Waelburg’. Na de dood van Rieukema in 1773 wordt de borg verkocht aan Jan Coenders van Idsinga, voormalig ‘capitain ten oorloge onder het Ed.mogende Collegie tot de Admiraliteit in Friesland’ (zeg maar kapitein te zee en rentmeester van het stift Dikninge van 1792 tot 1795. Hij woonde er samen met enkele familieleden tot aan zijn dood in 1809. In 1784 moet er een grondige renovatie hebben plaatsgevonden. Daarvan getuigt een bijna onleesbare ‘eerste’ steen met het opschrift: ‘hiervan heeft de eerste steen gelegd AUBC, 1784’ Wellicht staan deze letters voor Aaltje Clasens Buisema, huishoudster (ja, meer dan dat) van Van Idsinga. Na een roerig financieel bestaan met veel procedures stierf hij berooid. De enige erfgename Clasina aanvaardde de nalatenschap niet en stelde zich tevreden met een afkoopsom van NLG 300 die haar door een familielid, Johan van Idsinga te Leeuwarden, werd uitbetaald.

Op een openbare verkoping in september 1809 kocht prof. Mr. Seerp Gratama het huis voor NLG 10.512. Bij het huis behoorden ook enige landerijen, waaronder een deel van het riet/moerasland ’t Waal (vandaar de naam van het huis). Een keuterij, een heren- en een vrouwenbank in een kerk van Roderwolde en twee graven in die kerk.

Gewoonlijk verbleef de nieuwe eigenaar, die hoogleraar was aan de juridische faculteit van de Groningse Universiteit, van mei tot oktober met zijn talrijk gezin op De Waalborg. Vanuit zijn grote studeerkamer, rechts van de voordeur, kon hij destijds de Martinitoren zien. Van 1831 tot 1837 moet het huis zijn verhuurd. Blijkens kadastrale gegevens van 1832 besloeg De Waalborg zelf met laan, vijver, tuinen, boomgaard, gracht en een bosje hakhout bijna twee hectare. Daarnaast omvatte het bezit door aankoop 23 percelen weiland en een deel van ’t Waal, tezamen zo’n 49 hectare. Ook een watermolen en twee huisjes met erf behoorden ertoe. Hoe zag het huis eruit? Uit foto’s blijkt wel dat het onder de huizen en hoven van Drenthe geen hoge ogen gooit. Mensige in Roden is bijvoorbeeld veel fraaier en aanzienlijker. C.F. Jansen typeerde het als een eenvoudig boerderijhuis, opgetrokken in de rode Groninger steen. De dakpannen zijn blauw. De bouw is symmetrisch; achter e voordeur (waarboven een dakkapel) bevindt zich een lange marmeren gang, aan weerszijden waarvan een groot vertrek ligt met houten vloer en een eenvoudig gesneden schoorsteenmantel. Op het schilddak bevinden zich twee hoekschoorstenen met kappen. De kamers hebben in de buitenmuren elk vier hoge ramen met roedeverdeling in telkens acht ruitjes. Achter de kamers liggen een grote keuken en enkele kleine vertrekken. Ook zijn er twee kelders met plavuizen. Vroeger moet er een koetshuis achter het woonhuis hebben gestaan. Het is later afgebroken en vervangen door een dwars op het woonhuis gelegen met rode pannen gedekte schuur voor de uitoefening van een boerenbedrijf. In 1940 is daarnaast nog een veestalling gebouwd. Deze is bij de restauratie van 199 afgebroken.

In 1973 verkreeg De Waalborg de status van Rijksmonument. De gracht en veel oude eikenbomen geven het geheel allure. De ligging maakt het uniek.

Gratama-bezit in zes generaties

Na Seerps overlijden in 1837 (zijn vrouw Aafke Talma stierf in 1826 op De Waalborg) kregen zijn zonen Sibrand en Menno Schaaff elk een helft van De Waalborg, die toen zo’n NLG 13.000 waard was. Ruim 22 ha ter waarde van NLG 7.000 gingen naar de derde zoon, Jan Hendrik. Menno en zijn vrouw hebben er gewoond van 1837 af tot hun dood, respectievelijk in 1841 en 1858. Twee zonen van Sibrand, Hendrik Seerpius en Bernard Jan, de latere hoogleraar strafrecht en strafvordering in Groningen, erfden ieder een derde deel van het huis met toebehoren ter waarde van NLG 5.097. In 1877 kwam het huis in zijn geheel in het bezit van Bernard Jan. Na zijn dood werd het weer in drieën verdeeld, en wel tussen zijn zoons Willem Dignus, Seerp en Bernard Marinus. De eerste werd door zijn broers in 1902 uitgekocht. Het halve aandeel van Seerp ging over naar zijn dochter Eidina Johanna, die getrouwd was met mr. Frans Groenman, werkzaam in buitenlandse dienst.

Tijdens hun verblijf in Shanghai (waar Frans consul-generaal was) trad de andere eigenaar, ir. Bernard Marinus, op als gemachtigde. Uit de crisisjaren 1931 tot 1934 zijn rapporten van hem bewaard gebleven waaruit de ongunst der tijden duidelijk blijkt. Telkens vroegen de pachters om verlaging van de pacht en een schappelijke betalingsregeling. Een treffend beeld uit een brief van 27 juli 1933 mag de lezer niet worden onthouden:

"V-d Schans is inderdaad sedert het vorige jaar minder geworden, loopt krom en is spoedig vermoeid. Bij mijn wandeling naar de hooilanden heeft hij ons niet vergezeld, maar hij ziet er niet slecht uit. Het was warm de dag van ons bezoek, maar toch niet zooals deze dagen hier (Scheveningen – SG). Het was er echter heerlijk mooi, de boomen alle zoo vol in loof: het is toch eigenlijk zoo jammer dat de naaste omgeving zoo uitsluitend het zelfde landschap is en zoo weinig geschikt is voor vacantiegangers van onze soort. Als verder de accomodatie maar eenigzins iets was, dan zou je er gaarne een paar weken willen blijven.”

In de oorlog woonde Ina inmiddels in Ottawa, Canada, waar haar man gezant was. Volgens de verordeningen van de bezettende macht moest zij worden beschouwd als vijand van het Duitse Rijk. Derhalve moest haar rentmeester Aukema de pachten afdragen aan de Duitse ambtenaar Vor der Hake. Kwitanties uit de jaren 1941 en 1944 getuigen hiervan.

In 1964 schonk Ina, inmiddels enig eigenares van De Waalborg met landerijen, het levenslange vruchtgebruik ervan aan haar broer Evert Johan, terwijl diens zoon Seerp Edzerd eigenaar werd. Zij verkochten in 1969 het gehele complex aan de Gratama-Stichting.

De bewoners

Sedert het overlijden van Menno Schaaf in 1858 hebben op De Waalborg vijf pachterfamilies gewoond.

Meint Poelstra, geboren 26/3/1837, overleden 10/2/1923, trouwde met Antje Mellema (geboren 4/5/1836). Zij stierf in Roderwolde op 4/10/1907, waarna Poelstra de boerderij verliet.

Hendrik van der Schans (28/4/1836-6/10/1937) trouwde in 1898 met Trientje Tiems(19/10/1896 – 21/6/1962) en nam de pacht van De Waalborg in 1908 over.

In maart 1934 schreef Van der Schans aan de eerdergenoemde Bernard: “Nu had ik graag als mijn oudste zoon Meinte Waalburg zou overnemen. Mijn zoon en vrouw bezitten wel zooveel bedrijfskapitaal, dat zij de boerderij zou kunnen overnemen. Ensing, de vader van de vrouw van mijn zoon, en ik willen wel goed zeggen voor de huur. U kunt informeren bij de notaris te Vries (Dr) of Roden Of Ensing er goed voor is. Daar mijn vrouw en ik er niet beter op worden zien wij veel liever van de boerderij af.”

Meinte (12/2/1899 – 9/4/1979) was in 1924 getrouwd met Aaltien Ensing (10/6/1899 – 9/4/1980). Het paar bleef op de borg (in)wonen, waar op 16/9/1924 zoon Hendrik werd geboren. Deze trouwde in 1954 met Margaretha Jantje Bron, geboren op 8/9/1929. Zij namen de bedrijfsvoering geleidelijk van Vader Meinte over. In 1988 namen zij afscheid van de borg.

Een nieuwe pachter werd gevonden in de persoon van Johannes Dekens, geboren 23/5/1948, gehuwd met Grietje Boersma (18/2/1949). Zij moesten wegens juridische problemen het bedrijf staken in 1991, Jammer voor dit echtpaar, dat met kennelijk plezier in deze historische omgeving had gewoond.

In 1992 werd de borg met een kleine vier ha in erfpacht uitgegeven aan Wolter en Geri Gratama-Hengeveld, musici van beroep. Zij legden de tuin opnieuw aan en planten na afbraak van de veestalling een kleine boomgaard met hoogstammige fruitbomen van oude rassen, alsmede een berceau met leiperen. Het aanzien van de borg heeft erdoor gewonnen.